Actuele herdenking

In de “Tuin van Vrede en Vrijheid” herdenken wij jaarlijks op 4 mei alle slachtoffers van de verschillende oorlogen, vanaf de tweede wereldoorlog, die hun leven hebben gelaten en gegeven voor onze en mijn vrijheid. Wij herdenken dat wij nu kunnen doen wat wij willen doen zonder bang te hoeven zijn. Wij herdenken dat wij kunnen zijn wie wij willen zijn en wij herdenken dat wij in Nederland mogen denken en zeggen wat er in ons op komt. In 2019 was het de laatste fysieke herdenking alvorens covid-19 weer een gedeelte van onze ‘dierbare vrijheid’ wist af te nemen. Nu wij weer fysiek bij elkaar mogen komen moest ik ook deze 4 mei weer aanwezig zijn tijdens deze herdenking.

Na twee minuten stilte, het Wilhelmus en verschillende kransleggingen was het de tijd om te luisteren naar een voordracht van stadschroniqueur Eric Alink. En zijn voordracht kwam hard, zeg maar rustig keihard binnen. Het eerste gedeelte van zijn voordracht ging over dingen die een ieder vast wel eens eerder had gehoord. Maar het twee gedeelte van zijn voordracht was bijzonder, de tekst liep namelijk van het verleden over in de tegenwoordige tijd zonder dat we het door hadden. Een tekst die nog maar eens duidelijk laat zien dat vrijheid niet vanzelfsprekend is. Een tekst die nog maar eens duidelijk laat zien dat wij hier in Nederland écht blij mogen zijn met het leven dat wij hier mogen leven.

Anna

Het tweede gedeelte van de voordracht ging het over Anna, een 12 jarig meisje. Een meisje dat afscheid heeft moeten nemen van haar ouders en per trein is vertrekken naar een veiliger oord. Niemand van de aanwezigen verwachtte dat deze Anna daadwerkelijk aanwezig was tijdens onze “dodenherdenking”. Het was een grote verrassing dat ze meesprak in de voordracht van Eric Alink en dit kwam niet alleen bij mij hard binnen, maar eigenlijk bij alle aanwezigen. Ik heb tranen gezien en hoorde mensen sniffen en zuchten. Dit bewijst wederom maar eens dat we dit nooit mogen vergeten en dat wij altijd moeten blijven herdenken.

Waarom kwam deze voordracht zo hard bij mij binnen? Elin en Vince zijn leeftijdsgenoten van Anna. Hoewel ze enkele jaren jonger zijn, kan ik me zeker indenken wat de ouders van Anna hebben doorgemaakt. Niet alleen vanwege de oorlog, maar ook om hun dochter op een trein naar onbekende bestemming te sturen. Ik mag hopen dat Elin en Vince dit nooit, maar dan ook écht nooit, mee hoeven te maken.

Anna heet eigenlijk Anastasiia, is 12 jaar en woont sinds 9 maart 2022 zonder haar ouders als vluchteling uit Kiev Oekraïne in ‘s-Hertogenbosch.

Onderstaand de betreffende voordracht van Eric Alink, en Anastasiia, van woensdag 04 mei 2022.

Kinderspel

Een veldje, een plein of een brandgang. Meer had je niet nodig. Maar harde afspraken waren onmisbaar. Als je die niet maakte, kreeg je onvermijdelijk ruzie. De belangrijkste regel was: wie dood is, blijft vijftien tellen liggen. Nee, niet afraffelen! Dat is flauw. Langzaam tellen, want de dood heeft alle tijd. Net als een spelend kind dat het zakken van de zon niet ziet.

Al voor de Tweede Wereldoorlog uitbrak, leerden Bossche kinderen overtuigend doodliggen op niemandslandjes, grasvelden en stoepen. Maar eerst klonk een noodlottige ‘pang!’. Je had ze in alle soorten en maten. De doorleefde pang, de bange pang, de ik-duld-geen-tegenspraak-pang, de verlegen pang en de haast verontschuldigende pang. Het zou een kinderwet kunnen zijn: laat me je pang horen en ik zeg je wie je bent of later zult worden.

Daar lag je, met gesloten ogen. Stijlvol dood, terwijl je in je hoofd een zandlopertje omdraaide. Na vijftien seconden stond je op, om herboren de strijd te hervatten. Tegen vijandige cowboys, indianen, ridders en soldaten – iedereen die jou en de jouwen wilde onderwerpen. Al vroeg leerden Bossche kinderen dat zelfs een schaduw in de brandgang of ritselende rododendron het einde van je vrijheid kon inluiden. Want het kwaad liet en laat zich zelden openlijk zien.

Leesplankje

Er zijn dagen die zich voor eeuwig schamen, omdat ze de zonsopgang niet verhinderd hebben. Vrijdag 10 mei 1940 was zo’n dag. De rododendrons stonden pas drie weken in bloei, de schaduwen waren nog dun. Maar al bij het krieken van de dag klonk een pang in een vreemde taal. Vals en veelvoudig. Het gekke was: de doden bleven die dag langer dan vijftien tellen liggen, ook al snikten kinderen dat het nu niet leuk meer was.

Toen de Duitse bezetting begon, telde Den Bosch 48.822 inwoners, onder wie zo’n twaalfduizend schoolgaande kinderen. In Bossche klaslokalen veranderde het leesplankje in aap, noot, misère, waarbij de juf of meester het goed rekende als je noot met een d schreef. Kloklezen werd avondkloklezen en bij de kinderen van café Ober-Bayern in de Lepelstraat mocht je plotseling niet meer spelen, ook al hadden zij een begerenswaardige Märklin-trein. Aan de eettafel wisselden je ouders veelbetekenende blikken toen je opgewekt vroeg wat een kamp was. In Vught scheen er een te zijn, waar ook kinderen welkom waren. Maar je hoopte vooral op een wonder. Op een zomernacht keek je uit je slaapkamerraam. “Ooooh!”, riep je. Opgetogen deed je een wens, nadat je een gele ster had zien vallen. Toch liet je Joodse klasgenootje een lege stoel achter in het nieuwe schooljaar.

Oorlog is geen kinderspel. Bovendien houdt het kwaad zich niet aan regels of afspraken. Tot de ruim 900 Bosschenaren die de oorlog niet overleefden, behoren dan ook talloze kinderen, onder wie de vijfjarige Henriëtte Gotlieb, de vierjarige Marcel Polak, de driejarige Max Lievendag, de tweejarige Gerrit Jesaijes, de eenjarige Paulien Timmer en Ivor Troostwijk die in Sobibor werd vermoord, slechts 76 dagen na zijn geboorte in het Huis van Bewaring in Den Bosch.

Sla de atlas van Europa open. Zie je die vouw in het midden, daar waar het donker is? In die plooi, waar Auschwitz en Sobibor liggen, zijn velen verdwenen. Maar ook Buchenwald hoort in de Topografie van de Te Vroeg Gestorvenen.

Loop vanavond in gedachten ook even je vroegere klaslokaal binnen. Zie je het zwarte schoolbord? Het is niet de krassende nagel die kippenvel veroorzaakt, maar het schoolbord zelf. Omdat je met een krijtje in de hand ontdekt dat het bord te klein is voor alle namen van kinderen die nooit de kalender van 1945 zouden zien.

Onschuld

Sommigen konden aan de oorlog ontsnappen. Zoals Mary Bendiks, een Joods meisje van zestien dat op de Koningsweg woonde. Met haar ouders wist ze in 1943 naar bedevaartdorp Banneux in de buurt van Luik te vluchten, waar ze met succes onderdoken. Ook de kinderen Jakobs uit de Muntel zouden de oorlog overleven. Ze woonden op Moliusstraat 20, maar verdwenen spoorloos, met hun Joodse ouders. Een NSB-gezin nam zijn intrek in het halsoverkop verlaten huis. Pas na de bevrijding zou blijken dat de familie Jakobs vlakbij ondergedoken had gezeten. Bij de familie Dijksterhuis op nummer 35, de overburen.

Sommige oorlogsverhalen van kinderen zou je in een badje met Tipp-Ex willen drenken, om ze alsnog het wit van de onschuld te schenken. Zoals het verhaal van Anna. Op de dag dat haar vader zesendertig wordt, breekt de oorlog uit. Nog voordat ze haar zelfgemaakte cadeau kan geven, weet Anna dat dit de dag van de zwarte slingers zal zijn. Voor haar ouders is het kristalhelder: hun dochter moet overleven. Vluchten is de enige uitweg. Alleen: zelf kunnen ze niet met haar mee. Ze zijn nodig in de strijd tegen de bezetter.

Anna is twaalf, enig kind.

Vier dagen later nemen ze afscheid op het station. Tranen. Bezwerende woorden. Moeder die haar dochter twee prachtige oorbellen geeft. Dan stapt Anna in de trein, met haar opa en oma die dakloos zijn geraakt nadat hun huis is verwoest. De trein vertrekt. Enkele reis Onbestemdheid, tweede klas. Na omzwervingen komen ze in een stad die ze niet kennen. Het is hier veilig, zegt een vrouw die onderdak voor ze heeft. In een vreemd bed denkt Anna aan haar vader en moeder, die ze hartstochtelijk mist. Ze zou wensen dat – maar vallende sterren heeft ze nog niet gezien.

Park

De dagen verstrijken. Op een woensdagavond opent Anna haar slaapkamerraam. Ze ruikt de lente, loopt de stad in. Haar dansende oorbellen lijken haar de weg te wijzen. Rechtdoor, schuin een plein over, linksaf. De stad lijkt leeg, totdat Anna een menigte in een park ziet. Honderden zwijgende mensen luisteren naar een verhaal. Ze wurmt zich tussen de toehoorders door, wringt zich naar voren. Anna ziet drie mannen. Van brons. Drie mannen die hun rug rechten. De voorste draagt kettingen die zijn verbroken. Blijkbaar is de drang naar vrijheid een grotere kracht dan verzoening met onvrijheid.Die gedachte geeft haar hoop.

Een meisje van twaalf, oog in oog met vrijheid die ze iedereen gunt.

Anastasiia: Я Анна. Або повністю: Анастасія з Києва, Україна. Я проїхав 2.104 кілометри, щоб знову впізнати запах свободи.

Verteller: Ik ben Anna. Of voluit: Anastasiia uit Kiev, in Oekraïne. Ik reisde 2.104 kilometer om de geur van vrijheid weer te herkennen.

Anastasiia: Ден Бош — вільне місто у вільній країні, завдяки жертвам багатьох людей.

Verteller: Den Bosch is een vrije stad in een vrij land, dankzij de offers van velen.

Anastasiia: Ви можете зітхнути з полегшенням, адже в той час вони не відводили погляду від несвободи і несправедливості

Verteller: Jullie kunnen opgelucht ademhalen, omdat zij [wijst naar Verzetsmonument] indertijd niet wegkeken van onvrijheid en onrechtvaardigheid

Anastasiia: Я теж не міг би стояти тут без їхньої мужності та жертв

Verteller: Ook ik had hier niet kunnen staan zonder hun moed en offers

Anastasiia: У той же час я сумую за батьками та друзями

Verteller: Tegelijkertijd mis ik m’n ouders en m’n vrienden

Anastasiia: Я також сумую за своєю школою в Києві, хоча життя щохвилини дає мені найбільший урок

Verteller: Ik mis ook m’n school in Kiev, al leert het leven me elke dag nieuwe lessen

Anastasiia: Найважливіший урок: свобода ніколи не буває самоочевидною.

Verteller: De grootste les is dat vrijheid nooit vanzelfsprekend is

Anastasiia: Будьте пильними

Verteller: Blijf waakzaam

Anastasiia: Хай переможе добро

Verteller: Moge het goede overwinnen.

Bron: Eric Alink